Gemeenschapsdienst slim aanpakken

‘Ongeveer 70.000 mensen zijn al langer dan 2 jaar op zoek naar een job. Om te vermijden dat ze in maatschappelijk isolement raken, wil Vlaams minister van Werk Hilde Crevits hen met de gemeenschapsdienst actiever ondersteunen naar een job. Tijdens de gemeenschapsdienst kunnen langdurig werkzoekenden kleine taken ten voordele van de lokale gemeenschap uitvoeren met de focus op het versterken van vaardigheden. Dat gaat bijvoorbeeld over ondersteuning bij evenementen, begeleiding bij de schoolbus of de groendienst. ‘

Met heel veel belangstelling en een zekere betrokkenheid las ik bovenstaande verklaring. Betrokkenheid vooral omdat ook ‘groendiensten’ worden genoemd als tewerkstellingsplaats. Maar ook betrokkenheid omdat ik in een verleden zelf nog heb gewerkt voor een maatwerkbedrijf. Laat dit nu juist de plaats zijn waar mensen tewerkgesteld worden met een zekere arbeidsachterstand. Een plaats waar ze veel kennis hebben van het ’versterken van (arbeids)vaardigheden’, toeleiden tot de arbeidsmarkt, het bijbrengen van arbeidsattitude en het vermijden van maatschappelijk isolement.

Vanuit die ervaring weet ik maar al te goed dat dit niet vanzelf gaat. Je moet al beschikken over speciale opgeleide coaches, een sterke sociale omkadering, het geduld en de overtuiging om te investeren in het bijbrengen van de arbeidsattitude. En is dit in de groendiensten aanwezig? Is dit de taak van een groendienst?

Vandaar toch een aantal belangrijke opmerkingen.

Sommige groendiensten zitten tot op vandaag nog met een zeker historisch deficit. Niet zelden werden reeds vroeger groendiensten gezien als opvangnet voor verschillende werknemers met een arbeidsachterstand. Bepaalde mensen werden tewerkgesteld in groendiensten juist ook om die vaardigheden te versterken. Een nobele doelstelling vanuit de lokale besturen, maar meestal ontbrak het hen ook aan gespecialiseerde begeleiders.

Juist dit is dan ook mijn eerste bezorgdheid en aanbeveling. Vergeet niet om ook te investeren in specifiek opgeleide coaches. Deze worden juist getraind om met deze doelgroep aan de slag te gaan. Dit mogen we niet zomaar verwachten van de huidige teamleiders die vooral op het groentechnische vlak geschoold zijn. De nodige budgetten en bijstand moeten hiervoor vrijgemaakt worden. Kunnen vakorganisaties en maatwerkbedrijven hierbij een rol spelen?

Een tweede aanbeveling is om de veerkracht van groendiensten in kaart te brengen. Zij moeten een zekere productie halen want anders wordt de burger ongeduldig. Het is dan ook bijzonder noodzakelijk een juiste balans te vinden tussen groengeschoolden en niet-groengeschoolden, tussen permanent en tijdelijk kader, tussen groenbeheer en personeelscoaching, … Sommige groendiensten zijn daar zeker toe in staat. Anderen zien daar beter van af.

En tenslotte ben ik ervan overtuigd, wanneer bovenstaande aanbevelingen zijn overwogen, dat er wel opportuniteiten zijn. Wanneer we dit op een slimme manier kunnen implementeren, dan kunnen er hier ook kansen zijn tot instroom van nieuwe groenmedewerkers. Iedere groendienst, tuinaannemersbedrijf en/of maatwerkbedrijf is regelmatig op zoek naar arbeidskrachten met enige groene feeling, met wat basiskennis. Laten we die gemeenschapdienst dan ook aangrijpen om mede dit probleem aan te pakken.

Maar dan zullen we eerder een klimaat van ‘toeleiding tot een aantrekkelijke arbeidsmarkt’ moeten creëren i.p.v. een gevoel van ‘bestraffing voor inactiviteit’!