Groen is een toegangspoort tot participatieve democratie
Waar is de tijd?
Dat je als groenverantwoordelijke een parkje, een bomenrij, een border, gras kon aanleggen zonder dat de burger hierover een mening had. Of dat dachten we toch. Het was de periode van de komst van de groendiensten, vooral gekenmerkt door een volgzame trouwe burger. Er was geen interactie, we ervaarden afwezige burgers. Maar het werk ging tenminste vooruit!
Daarna kwamen de jaren van de democratisering. Jawel, de burger wou gehoord worden. De hiërarchie werd eventjes onder druk gezet. De roep naar inspraak weerklonk steeds luider en overal verrezen adviesraden, waaronder ook milieuraden. Schepenen voor groenbeleid mochten af en toe hun beleid gaan toelichten. De ‘Wet openbaarheid van bestuur’ moest ervoor zorgen dat er geen geheimen meer waren.
Ook dit lijkt verleden tijd. De formule van adviesraden zit op zijn tandvlees. Hier en daar zijn poging en van reanimatie, maar met wisselend succes. De burger wordt een beetje individueler en stapt zelf naar de groendienst of schepen om zijn zaak te verdedigen. Daarbij komt nog dat met de sociale media, meningen snel worden verspreid. Een moeilijk evenwicht tussen persoonlijk en algemeen belang. Maar is die participatie niet wat door geslagen? Het duurt allemaal veel langer … We zijn allemaal technisch gevormd, we volgden een groenopleiding en daarvoor werken we in het lokaal bestuur.
Maar stilaan dient zich een nieuwe vorm van participatie aan: De ‘participatieve democratie’. De burger als gesprekspartner van de overheid. Partnerschappen tussen burgers, ondernemingen, kennisinstellingen, en lokale besturen … Innovatieve participatieve groenprojecten ontstaan overal. Ofwel gaat het over welafgebakende stukjes groen. Voorbeelden zijn peter- of meterschap van boomspiegels (Brugge), het onderhouden van het groen op begraafplaatsen door burgers (Dendermonde) of het beheren van een pluktuin … Naast het adopteren van individuele bomen en boomspiegels, experimenteren gemeenten ook steeds meer met het uit handen geven van grotere groenstructuren en percelen. Er worden adoptieouders voor openbaar groen gezocht (Hasselt), door een kindergemeenteraad wordt een nieuw stuk groen gevraagd om zelf te onderhouden (Beersel). Of misschien gaan we wel zo ver als in Parijs. Daar worden sinds 2016 toestemmingen gegeven aan bewoners om zoveel als gewenst te vergroenen. Als een Parijzenaar een openbare ruimte voor zijn gebouw groen wil maken en als er geen concurrerend stedelijk belang is, machtigt deze ‘vergunning’ de burger om verder te gaan en een plan voor te stellen om de ruimte te ontharden.
Maar in een recent studiewerk van de Vlaamse overheid ‘Bossen en boomstructuur in suburbaan gebied’ geven gemeenten aan dat er over het algemeen nog steeds redelijk conservatief gekeken wordt naar groenbeheer. In veel gemeenten staat de groendienst nog zelf in voor het volledige beheer van de publieke ruimte, maar wordt tegelijk in het ontwerp en de aanleg ervan de burger te laat betrokken. Er is in Vlaanderen dus zeker nog ruimte voor verdere innovatie op zowel private als publieke buitenruimte. Het beste bewijs zijn de talrijke ingediende groene projecten bij open oproepen ‘wijkbudgetten’.
En laat ons eerlijk zijn, ‘groen’ is een gemakkelijke toegangspoort tot die participatieve democratie. Als we het geloof in de lokale besturen, in de politiek willen terugwinnen, kunnen we vanuit ons groenbeleid daar zeker aan toe bijdragen. Als groendienst hebben we hier onze verantwoordelijkheid te dragen. We moeten dit zeker niet alleen doen, want die expertise hebben we niet, maar ons laten bijstaan door diensten communicatie, wijken, participatie, burgerschap … We moeten investeren in de participatieve kracht van ‘groen’.